Midweekje weg in de Duitse Eifel. Uit Nederland sijpelen berichten door van paaiende karper. Op vrijdag rijden we terug. Na een week zonneschijn is het troosteloos weer. Temperatuur rond de acht graden. Stijgt richting de twaalf als we bijna thuis zijn. Regen is nog een heel licht druppelen. Ik ben niet te houden, het heeft me weer eens volledig in zijn greep. Die midweek was heerlijk maar heeft me langer dan me lief is bij mijn pengronden vandaan gehouden. In de laatste dikke bewolking voer ik voor. Plasje waar de vis uit over moet (zie vorige blog) en de vaart. De vaart. Wat een onmetelijkheid aan water in het groene niets. Een plek voor stiekeme avonturen in mijn eentje. Ik voer op een ruime kilometer van de vaart vijf stekken aan. Aspergesoep en pannenkoeken bij mijn schoonmoeder. Fijne onderbreking. Kan het voer even inweken. Ondanks dat het eten lekker- en het aan tafel gezellig is, zit ik onrustig. Wat gebeurt er met de stekken op die vaart? Worden ze gevonden en zo ja waardoor? Schoonmoeder vult mijn thermokannetje met koffie en dan kan ik op pad. Weg van het benauwde binnen, naar buiten waar het fris is. Die week warmte en nu een ander weertype. Het kan twee dingen opleveren; of de vis ligt vast of ze zijn los. Ik start op het plasje voor project "overzet". Verwacht op een vaste prik stek snel een aanbeet maar pennetje wil niet verdwijnen? Dat klopt niet. Ik verleg hem iets. Staat meteen wat dieper, lag ik op de rand van het krulblad? Geen tijd om over na te denken, oranje stijgt even en gaat dan met zo'n vaart weg dat ik alleen maar aan een lijnzwemmer kan denken. Voor ik het weet dreunt de top krom en maakt de lijn een bocht de lelies in. Even knarst alles maar de vis zwemt gelukkig netjes terug via de eerder gevolgde route. Keiharde dril met maar één mogelijke uitkomst; weer een klein spiegeltje toegevoegd aan het grote systeem. Tweede stekje geeft geen sjoege. Ik heb het geduld ook niet voor het plasje; wil naar de vaart... Die eindeloze vaart. Start vanuit de rivier, dat is de bovenloop. Bovenloop stort over in het plasje en dan een verbinding naar de benedenloop die via wat bochten en vertakkingen over zeker tien kilometer uitstrekt. Dit deel is het minst bevist. Ben er nog nooit iemand tegengekomen en de boer die het looprecht heeft geeft ook altijd aan dat ik de enige ben. Denkend in makkelijk en moeilijk is de vaart buitencategorie. Simpelweg omdat er een lage bezetting op een enorm stelsel is, betekend wel dat je tegen verassingen aan kan lopen. Op de eerste stek geen teken van leven. Had ik wel verwacht, ligt direct aan de doodlopende weg, is te vroeg voor die plek. Voor de zekerheid een handje voer erbij en door. Ver weg van dat weggetje ligt de tweede plek. Hier voel ik me thuis, niets dan wuivend gras en golven. Wind stevig uit het zuidwesten. Golfslag en af en toe een glinstering van de zon die door de trage bewolking heen wil breken. Ik zit en wacht af, ben geladen, handjes maar op de grond en een beetje achterover leunen. Moet ervoor zorgen dat bij een aanbeet hart en verstand in evenwicht zijn en ik niet op een lijner sla. Net voor ik door wil stappen een paar drukkertjes en uiteindelijk een eindeloze opsteker en wegwaggelende pen; paaigekke brasem. Handje voer bij en weer door. Verder het groen land in. Een haas schrikt weg, een paar ganzen stuiven op. De hoek, hier buigt de vaart af naar links. Heb goede ervaringen met hoeken. Behalve deze. Ook nu staat die pen maar te staan? Vis moet toch hierlangs komen. Na de bocht nog twee stekken. Op de laatste een flinke ruisvoorn. Toch wat mat voor een eerste rondje. In wegzakkend licht de weg terug. Eerst zwoegend door het hoge gras en onkruid op het smalle dijkje, na de bocht met soepele tred door het natte weiland. Ik ben weer terug bij het weggetje. Meter of twintig bij de stek vandaan ligt een karper gulzig in wat plantjes te happen. Ik concentreer me op de pen. Wind en golfslag eindigt hier, zal toch wel wat worden meegevoerd? Ten opzichte van de laatste keer dat ik er was zijn de lelies doorgegroeid. Vooral rechts staan ze al flink aan het oppervlak. Ik mis het stroompje dat hier normaal is. De overstort uit de bovenloop staat het hele jaar al dicht, met dat teveel aan water moet er waarschijnlijk eerst water weg voordat er weer wordt bijgelaten? Ik lig op de rand van waar dat stroompje uit de buis komt die de vaart met het plasje verbind. Uitgesleten, hard deel. Perfecte plek. Pennetje geeft signalen door van azende vis. Duurt lang en gaat traag. Uiteindelijk de aanbeet en een verwoed vechtende zeelt. Fijne vissen zijn dat toch. De stek van de brasem. Wind luwt wat. Dat wat verhult was wordt zichtbaar. Een zwaaiende staart, een bellenspoor. Het was er allemaal al alleen kon ik het niet zien. Veel lijnzwemmers. Als de pen er dan eindelijk vandoor gaat maak ik me klaar voor een ontmoeting met een vaartkarper. Alle spanning van het wachten ligt in de aanslag, de blankvoorn komt met een soepel zwiep de kant op. Het is dat er wellicht meer is, anders had ik er hardop om gelachen. Helpt ook om de spanning te doorbreken. Heb het idee dat er meer inzit. Drie maïskorrels op de haak en wachten maar weer. Al snel een volgende aanbeet. Vreemd vechtende vis. Te zwaar voor een brasem, te traag voor zeelt. Het is een giebel, zo volgroeid best mooi. Ik schuif hem na een fotootje snel terug. Weer handje voer bij en door. Altijd door, van stek naar stek. Lopen, luisteren, kijken. Mijzelf moed inpratend dat het nog goed gaat komen, dat iedere stek een nieuwe kans op succes is. Neus in de wind en met gezond opportunisme op naar de volgende plek. Weer die bocht, weer niks. Hoe aantrekkelijk ook, volgende keer dat ik er kom ga ik hem laten. De vis wil er blijkbaar niet komen of in ieder geval niet azen?
Op het smalle dijkje na de bocht moet het antennetje voor een breekstaafje gewisseld worden. Weer een ruisvoorn. Wordt wel een soortenkabinet zo deze avond. Enige wat ontbreekt is een onvervalste vaartkarper. Een hier opgegroeide vis, misschien nooit in aanraking gekomen met een hengelaar? Als er een plek is waar ik het geloof heb dat het kan dan is het hier. Ondanks het afnemende licht zie ik op afstand die rollende vis op mijn laatste stek. Ik leg nog voorzichter dan normaal de laatste meters af. Hurk neer tussen gras en netel. Pennetje staat meteen goed. Laatste eindje kabbel op de wegvallende wind laat het schriele plompenveldje licht dansen. Een staart doorbreekt het water. Kon niet zien wat het was maar alles in mijn lijf roept karper. Daarna stil. Lang stil. Echt donker nu, bewolking verdwenen, wind ook. Kraakheldere sterrenhemel en vlak water. Niets wijst op activiteit. Toch weet ik dat het gaat komen, ik voel het. Zachte tik op de pen. Daarna zakt hij wat weg, stuitert een keer onder water en dan weg naar rechts. Mijn hoofd roept lijnzwemmer maar net te laat voor mijn handen die al actie hebben ondernomen. Een grote golf rolt naar de overkant. Ik zak weg in dat dijkje en hang er even rond. Mistig, mistig in mijn hoofd. Waarom nu, waarom nu? Ik leuk achterover en met de blik op die sterrenhemel klim ik langzaam de misère van dat dijkje uit. Herpak mijzelf. Op de weg terug kan ik de stekken waar ik al wat leven heb gehad gewoon nog even pakken. Toch ebt het rond in mijn hoofd. Als ik op de stek van eerdere brasem en giebel ben kan ik niet anders dan danken dat ik nu met een droomkarper in mijn handen had kunnen staan.... Een uil stijgt op uit het weiland, volgt even de vaart en dan uit zicht het weiland in. Waar is de pen? Staat er nog. Concentratie is aan het op raken. Hoe lastig ook, er moet een einde aan gebreid worden. Ik wandel terug naar de laatste stek. Geen golfslag meer. De plompen steken als zwarte cirkels af op het stille water. Pennetje staat, nog even, nog heel even. Tikje. Dan een soort draaiende beweging. Al mijn zintuigen staan weer aan. Langzaam zakt dat lichtje het donkere water in. Zwenkt even naar rechts en loopt dan weg naar links. Aanslag en woedende reactie. Schreeuwende slip. Gelukkig wel langs de linkeroever waar nog geen plompen staan. Ik loop wat mee, net steeds voor me uitgooiend. Na een lange eerste run volgt een bokswedstrijd. Ineens zenuwen, eerste keer dit jaar dat ik bang ben dat de vis lost. Ik schudt de gedachte van me af. Niet forceren, rustig aan maar. Vijf minuten na die gedachte koning te rijk. Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en kruipt door en door...
0 Comments
Veiligheid, voedsel en vertrouwen. Eeen driehoek waarbinnen de keuzes van mij visserij zich steeds bewegen. Spelen met die begrippen, rekening houdend met dat waar ik geen invloed op heb (seizoen, weer, bezetting, hengeldruk, enz) probeer ik er altijd maar het beste van te maken. En dan echt het beste, er gebeurt weinig ondoordachts, altijd is er wel een gedachte of vaag idee. Niet vastomlijnd, nee, meer fluïde; je kunnen aanpassen op wat je aantreft is een belangrijke eigenschap wat dat aangaat. Om die driehoek hangen cirkels, een eerste met onderwerpen waar ik geen invloed op heb, een tweede waar met dikke letters "geluk" en "toeval" in staan geschreven. Misschien wel de moeilijkste kant van het vissen; toeval en geluk maken gewoon onderdeel uit van het wel of niet succes hebben. Tussen die cirkels in een trits aan begrippen die allemaal onder de noemer manipulatie vallen; je hebt geen directe invloed op die twee cirkels maar je kunt wel proberen het naar je hand te zetten. Denk bij manipulatie aan aaskeuze, stekkeuze, materiaalkeuze, tijdstip van vissen en ga zo nog maar even door. Best geruststellend dat ondanks de vele onderwerpen waar we geen invloed op hebben er wel een arsenaal aan manieren is om te manipuleren. De ochtend is al meer dan volwassen geworden, me dunkt, we zitten al ruim in de middag. Vanaf eerste licht heb ik geduldig vijf stekken afgevist. Brasem, voorn, misslagen op vermoedelijk karper. Ronde na ronde, steeds beetjes bijvoeren na wisselen van stek naar stek. Hans heeft al drie karpers. We vissen, ogenschijnlijk, hetzelfde; pech en geluk? Na drie rondes kan ik het niet laten om de stekken tijdens het teruglopen nog even te geven. Ik zit nu halverwege op de enige stek waar nog geen vis vanaf kwam. De wind uit het zuiden is krachtig tot hard, hele ochtend heb ik hem al langs mijn gezicht voelen blazen. Mijn oren suizen ervan. Uit het niets klimt de pen langzaam wat uit het water. Loopt nu, schuddend naar me toe. Vis heeft het aas gepakt en zwemt het talud op. Ik geef een tik en dril met een grote glimlach de eerste karper van die dag. Doorzettingsvermogen, geluk, kunde, of een beetje van alledrie? Doet er niet toe, hij is meer dan welkom. Tussen een aan wetenschap grenzende benadering en gewoonweg voor je mallemoerskont weg vissen zit een trits aan mogelijkheden. Alles kan, alles mag. Zelf hou ik wel van enige verdieping (inzoomen) zolang het me maar niet in de weg gaat staan (uitzoomen) van het belangrijkste van onze hobby: genieten. Dat genieten gaat natuurlijk een stuk makkelijker als er ook regelmatig wat gevangen wordt en daarom vind ik enige verdieping wel van belang. Nu is het zo dat op het grootste deel van de polders waar ik kom ik vrij rechttoe, rechtaan kan vissen. Ik hoef geen rekening te houden met hengeldruk en ken na talloze jaren aan omzwervingen de systemen goed genoeg om met redelijke zekerheid mijn keuzes te kunnen maken. Toch zijn er in deze relatief eenvoudige wereld ook afwegingen te maken in die driehoek, veiligheid, voedsel en vertrouwen altijd op zoek naar de plekken waar ik denk dat de vis zich veilig voelt. Als op die plek er ook een natuurlijke voedselbron aanwezig is heb je groet kans dat je een hotspot te pakken hebt. Vaak wel eentje met een wat moeilijk karakter; het zijn vaak obstakels waar veiligheid en voedsel samenkomen. Maar veiligheid kan ook een bredere watermassa zijn. Zeker in een polder vol met kleine sloten is een plasje een plek waar de vis zich dan meer op zijn gemak kan voelen. Paar weken geleden zette ik mijn vallen rondom zo'n plasje. Ik sloot beide zijden af door op de sloten die erop uitkomen ruimschoots te voeren en voerde met de wind in de rug op dat plasje een zone aan waar ik vaak vis zie rollen. Twee uur na voeren ben ik terug. Ik heb niet al te lang, heb een deadline qua eindtijd en als dan de eerste stekken geen stootje opleveren voelt die deadline als een zwaard van Damocles. Ik zie tot mijn verbazing op het plasje ook nergens de gebruikelijke activiteit? De rollers en springers zijn er niet, alleen wat paaigekke brasem maar met toenemende wind die naar het noorden draait neemt ook die activiteit af. Laatste stekje, op de sloot, aanzwemroute naar het plasje. Wat een verschil, een stek zonder of een stek met leven. Vanaf het moment dat het pennetje staat is er die voelbare spanning. Her en der een belletje, pennetje dat wat wordt weggedrukt. Een kolk. Daarna een flinke lijnzwemmer. Ik wacht even en haal in, check of het haakaas nog schoon is. Kort na inleggen verheft de pen zich even om dan richting het midden weg te draaien. Na de aanslag een verwoede strijd. Vis vecht voor wat hij waard is. Een perfecte schub als beloning. Ik heb nog een beetje tijd over. Loop terug naar de eerste stek, de sloot aan de andere kant van het plasje, stekken op het plasje zelf laat ik bewust liggen. Na een minuut of wat wachten zie ik verderop in de sloot een bellenplakkaat ontstaan. Langzaam schuift de bellenvorming dichterbij, die gaat op mijn stek uitkomen. Nu ik dit typ kan ik zeggen "en zo geschiedde" maar op dat moment had de vis net zo goed kunnen afzwaaien en de stek passeren. Kort na het bereiken van de stek en het wegvallen van de bellen hupt de pen op en neer, blijft dat doen; vis die dooraast nadat het haakaas is genomen. Na de aanslag vermoeden van een zeelt maar blijkt een klein schubje te zijn. Kan eigenlijk niet anders zijn dan een product van natuurlijke voortplanting. Heel leuk! Teruglopend ben ik verbaasd dat er geen vis op het plasje lag, tenminste, niet zichtbaar aanwezig was? Nog vreemder is het dat bij een veel minder aannemelijk weerbeeld Hans een week of wat later flink uitpakt op het plasje? Zo zie je maar dat je het nooit allemaal weet. Er altijd invloeden zijn die je niet kent en ook niet kunt leren kennen. Er gebeuren dingen in die onderwaterwereld die wij niet kunnen bevatten maar wel direct van invloed zijn. Nog even terug naar veiligheid, voedsel en vertrouwen. Wat is veiligheid voor een vis? Ziet die veiligheid er op verschillende tijdstippen anders uit qua verblijfplaats? Wat doet het moeten eten met veiligheid, ligt de voedselbron in de veilige zone of moet de vis uit zijn comfortzone komen om te kunnen eten? Hoe meer vis ergens zwemt, hoe meer voedselconcurrentie. Die zullen eerder geneigd zijn hun veiligheid wat op te geven om te kunnen eten. En andersom dus ook, die paar vissen op dat voedselrijke water hoeven weinig veiligheid op te geven om lekker te kunnen eten. Als de vis zich veilig voelt en er voedsel is dan zal hij met vertrouwen azen. Vertrouwen is een begrip waar de eerdere onderdelen van manipulatie invloed op hebben. Dat gaat vooral op, op water met hengeldruk, water waar de vis regelmatig geconfronteerd wordt met aas van vissers. Toch is het opvallend hoe vaak vissers met lichter materiaal, vissend op bijvoorbeeld zeelt, karper haken. Te vaak om van toeval te spreken. Ik ben gezegend met water waar de verenigingen die het beheren regelmatig uitzet plegen. Dat is fijn want naast de polders met een zelfstandig bestand geeft dit een rijkdom aan keuzes. Gelukkig ook verstandige keuzes qua uitzet; hoeveelheden passend bij de watermassa met daardoor ultieme kans op groot groeien. Vorig jaar werd een groot systeem wat opgekrikt. Helaas ging er iets mis met de uitzet locatie waardoor een vis of 75 op een plasje terecht kwamen. Op zich staat het plasje in verbinding met het systeem maar het lijkt erop alsof de uitzetters de buis die voor de verbinding zorgt niet nemen. Dan heb je dus een overbezetting qua vis en dus slecht groeiende karper. Vangen is dan een makkie. Er is simpelweg te weinig voedsel dus die vis die komt er razendsnel op je voertje. Handje erin, even wachten en hangen. In overleg met de vereniging gooi ik nu iedere vis die ik er vang over in het grotere systeem. Doe mijn best maar vooralsnog zijn het druppels op een gloeiende plaat. Wel mooie druppels, druppels voor de toekomst zeg maar. Kom ze graag over een jaar of wat nog een keer tegen in het grotere systeem. Dat zal wel heel wat meer moeite kosten maar dan loont het echt zeg maar. Interessant is om te gaan merken of deze vissen de nu vaste vangstplekken op termijn gaan vermijden? Lang geleden viste ik op een kleine vijver. Er zwommen een stuk of vijftien karpers rond. In de eerste weken haakte ik ze bijna allemaal. Daarna waren er bijna alleen nog schrikreacties op de voerplekken van maïs. Andere plekken kiezen zorgde voor een dressuurdoorbraak. Toen dat ook niet meer werkte doorbrak verspreider voeren en vissen met één maïskorrel dat. Daarna moest ik overschakelen naar alternatieven. Kikkererwten, kidneybonen; allerhande particles. Iedere keer als ik een nieuwe introduceerde ging het weer lopen. En na verloop van tijd werd dan ook de maïs weer geaccepteerd. Had er een reset plaatsgevonden? Ik ga nu even op glad ijs, ook weleens leuk toch? Vroeger viste ik altijd met één aassoort. Tegenwoordig eigenlijk altijd vier of meer verschillende particles en/of pellets door elkaar heen. Legt een karper moeilijker een link tussen gevaarlijk/niet gevaarlijk als hij met meer verschillende aassoorten geconfronteerd wordt? Ik denk dat dit voor het, toch wel beperkte, karperbrein eerder voor een error zorgt. Weet ik het zeker? Nee! Toch heb ik in geen enkele polder de afgelopen jaren de schrikreacties gezien op de particlemix die ik gebruik zoals ik die vroeger op drukbevist cultuurwater wel tegenkwam. Ik was daar namelijk niet de enige die met maïs viste, dat deed bijna iedereen! Tel daarbij op de uitgestrektheid van de polder en de lagere hengeldruk en ik durf te stellen dat ik mijn aas niet zal hoeven aan te passen omdat er een vorm van dressuur ontstaat. Die dressuur is in de drukker beviste polders wel aanwezig op HOE voer wordt gepresenteerd. Veel bij elkaar liggend voer kan bijvoorbeeld gemeden worden. Heb geen last van, voer eigenlijk altijd verspreidt, laat die vis maar zoeken en zwemmen. Om de hoek bij ligt een redelijke plas, een uitloper van een systeem wat door een nieuwbouwwijk heen slingert. Ik loop er meestal langs als ik met de hond op pad ga. Vanaf afgelopen najaar zie ik er ineens regelmatig karper rollen, springen of azen. Blijkbaar is er vis uitgezet? Een ijzig koude avond leent zich om de proef op de som te nemen. Bij het voorvoeren is de temperatuur nog net rond de tien graden maar als ik start met vissen ruim eronder. Qua aas hoef ik niets geks te doen. Voor zover ik weet is het water redelijk visarm. Jaar of twintig geleden zat er een redelijk bestand aan zeelt en een enkele karper maar dat bestand is niet meer. Ik moet vooral rekening houden met de hoeveelheid plompen. Bijna overal tot een meter of zes zeven uit de kant. Omdat het water helder is kan ik goed zien waar het krulblad stopt. Op een aantal plekken waar iets minder lelies staan of er zelfs een inhammetje in die eeuwige bladenrij te ontdekken valt voer ik mijn mix. Twee uur later ben ik terug. Oeh, wat is het koud. Gelukkig op iedere stek binnen de kortste keren beet. Aanbeten van onwetende vissen; azen door terwijl ze het haakaas al hebben gepakt. Strakke drils in de smalle ruimtes tussen de plompen. Week erop herhaal ik het kunstje en land ik vier vissen van vier stekken; kind kan de was doen? Gezien het formaat van de vissen zijn ze niet recentelijk uitgezet, eerder één en twee jaar terug. Zie er eigenlijk nooit iemand vissen. Niet gek, naast de plompen is het water het grootste deel van het jaar volledig afgesloten door rietkragen. Water om voor nu weer even te laten, laat ze maar doorgroeien zonder dat verder iemand weet hoe en wat.
Wel een water waar die driehoek veiligheid, voedsel en vertrouwen goed zichtbaar is. Het vertrouwen bij de vissen is nu nog groot, ze zijn niks gewend. Dat verandert meestal snel. Ik verbaas me er altijd over hoe in het eerste en tweede jaar na de uitzet vis redelijk eenvoudig te vangen is maar daarna het steeds moeilijker wordt. Gezien geringe hengeldruk is dat toch ook te wijten aan "streetwise" worden van die karpers. In die open polder leren ze snel genoeg wat gevaar is en wat niet en anticiperen daar dan vlot op. Door de ruim aanwezige plompen is de factor veiligheid groot, veelal zal ook het voedsel op de randen van die leliebedden gevonden worden; veiligheid en voedsel dus dicht bij elkaar. Water voor het voor- en najaar; zelfs met een stevige stok is verspelen een te groot risico in de rest van het jaar. We gaan nu een periode in waarin het natuurlijk voedsel en de hoeveelheid veilige plekken rap toeneemt. De vissen zullen na een waarschijnlijk ergens komende weken plaatsvindende paai uitzwemmen en lang niet zo makkelijk vangbaar zijn als de afgelopen periode. Bijschakelen maar weer dus, altijd nadenken over hoe die vis een stapje voor te blijven in die oneindige puzzel die penvissen heet. |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
May 2024
Contact: [email protected]
|