Veiligheid, voedsel en vertrouwen. Eeen driehoek waarbinnen de keuzes van mij visserij zich steeds bewegen. Spelen met die begrippen, rekening houdend met dat waar ik geen invloed op heb (seizoen, weer, bezetting, hengeldruk, enz) probeer ik er altijd maar het beste van te maken. En dan echt het beste, er gebeurt weinig ondoordachts, altijd is er wel een gedachte of vaag idee. Niet vastomlijnd, nee, meer fluïde; je kunnen aanpassen op wat je aantreft is een belangrijke eigenschap wat dat aangaat. Om die driehoek hangen cirkels, een eerste met onderwerpen waar ik geen invloed op heb, een tweede waar met dikke letters "geluk" en "toeval" in staan geschreven. Misschien wel de moeilijkste kant van het vissen; toeval en geluk maken gewoon onderdeel uit van het wel of niet succes hebben. Tussen die cirkels in een trits aan begrippen die allemaal onder de noemer manipulatie vallen; je hebt geen directe invloed op die twee cirkels maar je kunt wel proberen het naar je hand te zetten. Denk bij manipulatie aan aaskeuze, stekkeuze, materiaalkeuze, tijdstip van vissen en ga zo nog maar even door. Best geruststellend dat ondanks de vele onderwerpen waar we geen invloed op hebben er wel een arsenaal aan manieren is om te manipuleren. De ochtend is al meer dan volwassen geworden, me dunkt, we zitten al ruim in de middag. Vanaf eerste licht heb ik geduldig vijf stekken afgevist. Brasem, voorn, misslagen op vermoedelijk karper. Ronde na ronde, steeds beetjes bijvoeren na wisselen van stek naar stek. Hans heeft al drie karpers. We vissen, ogenschijnlijk, hetzelfde; pech en geluk? Na drie rondes kan ik het niet laten om de stekken tijdens het teruglopen nog even te geven. Ik zit nu halverwege op de enige stek waar nog geen vis vanaf kwam. De wind uit het zuiden is krachtig tot hard, hele ochtend heb ik hem al langs mijn gezicht voelen blazen. Mijn oren suizen ervan. Uit het niets klimt de pen langzaam wat uit het water. Loopt nu, schuddend naar me toe. Vis heeft het aas gepakt en zwemt het talud op. Ik geef een tik en dril met een grote glimlach de eerste karper van die dag. Doorzettingsvermogen, geluk, kunde, of een beetje van alledrie? Doet er niet toe, hij is meer dan welkom. Tussen een aan wetenschap grenzende benadering en gewoonweg voor je mallemoerskont weg vissen zit een trits aan mogelijkheden. Alles kan, alles mag. Zelf hou ik wel van enige verdieping (inzoomen) zolang het me maar niet in de weg gaat staan (uitzoomen) van het belangrijkste van onze hobby: genieten. Dat genieten gaat natuurlijk een stuk makkelijker als er ook regelmatig wat gevangen wordt en daarom vind ik enige verdieping wel van belang. Nu is het zo dat op het grootste deel van de polders waar ik kom ik vrij rechttoe, rechtaan kan vissen. Ik hoef geen rekening te houden met hengeldruk en ken na talloze jaren aan omzwervingen de systemen goed genoeg om met redelijke zekerheid mijn keuzes te kunnen maken. Toch zijn er in deze relatief eenvoudige wereld ook afwegingen te maken in die driehoek, veiligheid, voedsel en vertrouwen altijd op zoek naar de plekken waar ik denk dat de vis zich veilig voelt. Als op die plek er ook een natuurlijke voedselbron aanwezig is heb je groet kans dat je een hotspot te pakken hebt. Vaak wel eentje met een wat moeilijk karakter; het zijn vaak obstakels waar veiligheid en voedsel samenkomen. Maar veiligheid kan ook een bredere watermassa zijn. Zeker in een polder vol met kleine sloten is een plasje een plek waar de vis zich dan meer op zijn gemak kan voelen. Paar weken geleden zette ik mijn vallen rondom zo'n plasje. Ik sloot beide zijden af door op de sloten die erop uitkomen ruimschoots te voeren en voerde met de wind in de rug op dat plasje een zone aan waar ik vaak vis zie rollen. Twee uur na voeren ben ik terug. Ik heb niet al te lang, heb een deadline qua eindtijd en als dan de eerste stekken geen stootje opleveren voelt die deadline als een zwaard van Damocles. Ik zie tot mijn verbazing op het plasje ook nergens de gebruikelijke activiteit? De rollers en springers zijn er niet, alleen wat paaigekke brasem maar met toenemende wind die naar het noorden draait neemt ook die activiteit af. Laatste stekje, op de sloot, aanzwemroute naar het plasje. Wat een verschil, een stek zonder of een stek met leven. Vanaf het moment dat het pennetje staat is er die voelbare spanning. Her en der een belletje, pennetje dat wat wordt weggedrukt. Een kolk. Daarna een flinke lijnzwemmer. Ik wacht even en haal in, check of het haakaas nog schoon is. Kort na inleggen verheft de pen zich even om dan richting het midden weg te draaien. Na de aanslag een verwoede strijd. Vis vecht voor wat hij waard is. Een perfecte schub als beloning. Ik heb nog een beetje tijd over. Loop terug naar de eerste stek, de sloot aan de andere kant van het plasje, stekken op het plasje zelf laat ik bewust liggen. Na een minuut of wat wachten zie ik verderop in de sloot een bellenplakkaat ontstaan. Langzaam schuift de bellenvorming dichterbij, die gaat op mijn stek uitkomen. Nu ik dit typ kan ik zeggen "en zo geschiedde" maar op dat moment had de vis net zo goed kunnen afzwaaien en de stek passeren. Kort na het bereiken van de stek en het wegvallen van de bellen hupt de pen op en neer, blijft dat doen; vis die dooraast nadat het haakaas is genomen. Na de aanslag vermoeden van een zeelt maar blijkt een klein schubje te zijn. Kan eigenlijk niet anders zijn dan een product van natuurlijke voortplanting. Heel leuk! Teruglopend ben ik verbaasd dat er geen vis op het plasje lag, tenminste, niet zichtbaar aanwezig was? Nog vreemder is het dat bij een veel minder aannemelijk weerbeeld Hans een week of wat later flink uitpakt op het plasje? Zo zie je maar dat je het nooit allemaal weet. Er altijd invloeden zijn die je niet kent en ook niet kunt leren kennen. Er gebeuren dingen in die onderwaterwereld die wij niet kunnen bevatten maar wel direct van invloed zijn. Nog even terug naar veiligheid, voedsel en vertrouwen. Wat is veiligheid voor een vis? Ziet die veiligheid er op verschillende tijdstippen anders uit qua verblijfplaats? Wat doet het moeten eten met veiligheid, ligt de voedselbron in de veilige zone of moet de vis uit zijn comfortzone komen om te kunnen eten? Hoe meer vis ergens zwemt, hoe meer voedselconcurrentie. Die zullen eerder geneigd zijn hun veiligheid wat op te geven om te kunnen eten. En andersom dus ook, die paar vissen op dat voedselrijke water hoeven weinig veiligheid op te geven om lekker te kunnen eten. Als de vis zich veilig voelt en er voedsel is dan zal hij met vertrouwen azen. Vertrouwen is een begrip waar de eerdere onderdelen van manipulatie invloed op hebben. Dat gaat vooral op, op water met hengeldruk, water waar de vis regelmatig geconfronteerd wordt met aas van vissers. Toch is het opvallend hoe vaak vissers met lichter materiaal, vissend op bijvoorbeeld zeelt, karper haken. Te vaak om van toeval te spreken. Ik ben gezegend met water waar de verenigingen die het beheren regelmatig uitzet plegen. Dat is fijn want naast de polders met een zelfstandig bestand geeft dit een rijkdom aan keuzes. Gelukkig ook verstandige keuzes qua uitzet; hoeveelheden passend bij de watermassa met daardoor ultieme kans op groot groeien. Vorig jaar werd een groot systeem wat opgekrikt. Helaas ging er iets mis met de uitzet locatie waardoor een vis of 75 op een plasje terecht kwamen. Op zich staat het plasje in verbinding met het systeem maar het lijkt erop alsof de uitzetters de buis die voor de verbinding zorgt niet nemen. Dan heb je dus een overbezetting qua vis en dus slecht groeiende karper. Vangen is dan een makkie. Er is simpelweg te weinig voedsel dus die vis die komt er razendsnel op je voertje. Handje erin, even wachten en hangen. In overleg met de vereniging gooi ik nu iedere vis die ik er vang over in het grotere systeem. Doe mijn best maar vooralsnog zijn het druppels op een gloeiende plaat. Wel mooie druppels, druppels voor de toekomst zeg maar. Kom ze graag over een jaar of wat nog een keer tegen in het grotere systeem. Dat zal wel heel wat meer moeite kosten maar dan loont het echt zeg maar. Interessant is om te gaan merken of deze vissen de nu vaste vangstplekken op termijn gaan vermijden? Lang geleden viste ik op een kleine vijver. Er zwommen een stuk of vijftien karpers rond. In de eerste weken haakte ik ze bijna allemaal. Daarna waren er bijna alleen nog schrikreacties op de voerplekken van maïs. Andere plekken kiezen zorgde voor een dressuurdoorbraak. Toen dat ook niet meer werkte doorbrak verspreider voeren en vissen met één maïskorrel dat. Daarna moest ik overschakelen naar alternatieven. Kikkererwten, kidneybonen; allerhande particles. Iedere keer als ik een nieuwe introduceerde ging het weer lopen. En na verloop van tijd werd dan ook de maïs weer geaccepteerd. Had er een reset plaatsgevonden? Ik ga nu even op glad ijs, ook weleens leuk toch? Vroeger viste ik altijd met één aassoort. Tegenwoordig eigenlijk altijd vier of meer verschillende particles en/of pellets door elkaar heen. Legt een karper moeilijker een link tussen gevaarlijk/niet gevaarlijk als hij met meer verschillende aassoorten geconfronteerd wordt? Ik denk dat dit voor het, toch wel beperkte, karperbrein eerder voor een error zorgt. Weet ik het zeker? Nee! Toch heb ik in geen enkele polder de afgelopen jaren de schrikreacties gezien op de particlemix die ik gebruik zoals ik die vroeger op drukbevist cultuurwater wel tegenkwam. Ik was daar namelijk niet de enige die met maïs viste, dat deed bijna iedereen! Tel daarbij op de uitgestrektheid van de polder en de lagere hengeldruk en ik durf te stellen dat ik mijn aas niet zal hoeven aan te passen omdat er een vorm van dressuur ontstaat. Die dressuur is in de drukker beviste polders wel aanwezig op HOE voer wordt gepresenteerd. Veel bij elkaar liggend voer kan bijvoorbeeld gemeden worden. Heb geen last van, voer eigenlijk altijd verspreidt, laat die vis maar zoeken en zwemmen. Om de hoek bij ligt een redelijke plas, een uitloper van een systeem wat door een nieuwbouwwijk heen slingert. Ik loop er meestal langs als ik met de hond op pad ga. Vanaf afgelopen najaar zie ik er ineens regelmatig karper rollen, springen of azen. Blijkbaar is er vis uitgezet? Een ijzig koude avond leent zich om de proef op de som te nemen. Bij het voorvoeren is de temperatuur nog net rond de tien graden maar als ik start met vissen ruim eronder. Qua aas hoef ik niets geks te doen. Voor zover ik weet is het water redelijk visarm. Jaar of twintig geleden zat er een redelijk bestand aan zeelt en een enkele karper maar dat bestand is niet meer. Ik moet vooral rekening houden met de hoeveelheid plompen. Bijna overal tot een meter of zes zeven uit de kant. Omdat het water helder is kan ik goed zien waar het krulblad stopt. Op een aantal plekken waar iets minder lelies staan of er zelfs een inhammetje in die eeuwige bladenrij te ontdekken valt voer ik mijn mix. Twee uur later ben ik terug. Oeh, wat is het koud. Gelukkig op iedere stek binnen de kortste keren beet. Aanbeten van onwetende vissen; azen door terwijl ze het haakaas al hebben gepakt. Strakke drils in de smalle ruimtes tussen de plompen. Week erop herhaal ik het kunstje en land ik vier vissen van vier stekken; kind kan de was doen? Gezien het formaat van de vissen zijn ze niet recentelijk uitgezet, eerder één en twee jaar terug. Zie er eigenlijk nooit iemand vissen. Niet gek, naast de plompen is het water het grootste deel van het jaar volledig afgesloten door rietkragen. Water om voor nu weer even te laten, laat ze maar doorgroeien zonder dat verder iemand weet hoe en wat.
Wel een water waar die driehoek veiligheid, voedsel en vertrouwen goed zichtbaar is. Het vertrouwen bij de vissen is nu nog groot, ze zijn niks gewend. Dat verandert meestal snel. Ik verbaas me er altijd over hoe in het eerste en tweede jaar na de uitzet vis redelijk eenvoudig te vangen is maar daarna het steeds moeilijker wordt. Gezien geringe hengeldruk is dat toch ook te wijten aan "streetwise" worden van die karpers. In die open polder leren ze snel genoeg wat gevaar is en wat niet en anticiperen daar dan vlot op. Door de ruim aanwezige plompen is de factor veiligheid groot, veelal zal ook het voedsel op de randen van die leliebedden gevonden worden; veiligheid en voedsel dus dicht bij elkaar. Water voor het voor- en najaar; zelfs met een stevige stok is verspelen een te groot risico in de rest van het jaar. We gaan nu een periode in waarin het natuurlijk voedsel en de hoeveelheid veilige plekken rap toeneemt. De vissen zullen na een waarschijnlijk ergens komende weken plaatsvindende paai uitzwemmen en lang niet zo makkelijk vangbaar zijn als de afgelopen periode. Bijschakelen maar weer dus, altijd nadenken over hoe die vis een stapje voor te blijven in die oneindige puzzel die penvissen heet.
0 Opmerkingen
Samen is beter. Nooit gedacht dat ik het zou zeggen. Naast Michael nooit iemand gevonden waar ik al vissende mee kon uitlijnen (denk daar maar is over na!). Met Hans is die klik er wel en dus ontmoeten we elkaar met regelmaat. Soms om te vissen, soms ergens in het midden van onze zelfstandige avonturen in die onmetelijke hoeveelheid aan mooie polders. We introduceren elkaar in onbekend water en daarmee wordt de cirkel groter, alsmaar groter. Vorige blog was zwemmen/niet zwemmen het thema. Dat is nu niet anders. Begin maart sta ik op Hans te wachten langs een vaart, een vaart waar geen einde aan komt. Ieder jaar komen we er. Ik al wat langer, dit is een plek waar ik Hans introduceerde. Ik stuurde eerder een overzichtje van mijn startmoment van afgelopen jaren op dit water. Altijd tussen begin en half maart, altijd vis, behalve één keer. Toen een koude oostenwind en geen stootje. Zal je zien dat wij een dag uitkiezen met ongeveer zelfde weerbeeld. Wel paar graden warmer, zou dat het verschil maken? Na maken van de voerstekken even momentje van bijkletsen bij de auto's. Visstoeltjes erbij, kannetje thee, kannetje koffie en een versnapering. Ik moet nog optuigen. Hans kijkt mee, oeh, een kritisch oog. Na pennetje en loodjes te hebben geplaatst diep ik een haakje op uit mijn verzameling. Ja, verzameling. Ik ben zeer kritisch en nauwkeurig in alle facetten van het penvissen. Nou ja, bijna alle dan. Haakjes doe ik niet zo ingewikkeld over. Wel qua aanschaf, eigen ideeën. Gemiddeld vis ik 2 maten kleiner dan de meeste karpervissers; bevalt me prima. Het slordige zit in het hergebruik. Ik heb een stukje balsahout in mijn visdoosje en daar steek ik na een visbeurt het gebruikte haakje in. Hoelang zo'n haakje erin zit? Geen idee. Hans gruwelt ervan. Ziet me met grote verbazing zo'n oud exemplaar uit het balsa plukken. Deze gaat mij ook te ver. Is wat uitgebogen. Ik leg hem apart en diep een nieuwe op uit de talloze zakjes (dat dan weer wel). Hans ziet het hoofdschuddend aan. Vijf uur later knopen we er een eind aan. Paar lijnzwemmers maar verder niets. Hadden we mijn logboekje moeten volgen? Oostenwind in het voorjaar slecht voor dit water? Waarop pak je zekerheden, waar ontwikkel je? Altijd de veilige keuzes is in balans zijn. Een verstandig man leerde me ongeveer een jaar geleden dat als je in ontwikkeling wil zijn je jezelf altijd uit balans moet brengen. Voelt soms verrekte vreemd maar het is inderdaad wel nodig. Drie dagen later is de wind gedraaid, niet eens perse warmer maar wel die hoek waar we van houden; zuid. Mis een vis en vang er één. Ander water dan met Hans maar toch. Dogma's dus. Binnen de (karper) visserij een vaak voorkomend begrip. Van Dale online geeft aan dogma de volgende omschrijving: "vastomlijnde, aan geen discussie meer onderhevige leerstelling". Kijk, dat is duidelijk. Maar wanneer wordt een leerstelling dan een dogma? Als ik vis na vis zou verspelen door mijn manier van omgaan met haakjes zou je kunnen spreken van een dogma. Ondanks een beter alternatief (haakjes vaker wisselen) vasthouden aan de eigen manier van doen. In onze visserij ligt veel risico op dogma's besloten. In het grijze gebied van eigen visie, manier van doen kun je zomaar doorslaan naar die dogmatische kant. Even terug naar die visbeurt met Hans. Op zich een dogmadoorbrekende keuze maar wel met gevolg dat ik er volgende keer wel even over nadenk er weer heen te gaan met deze omstandigheden. Dat is nu net het moeilijke aan dit onderwerp, voor je het weet kom je door je dogma te doorbreken er toch in terecht! Of het nu gaat om stekkeuze, aaskeuze, tijdskeuze, keuze tussen voeren en vissen, enzovoort, enzovoort. Overal ligt het op de loer! Plannen en plannen, je kan ze hebben maar dingen kunnen zomaar anders lopen. Half maart zit ik op een prettige zondagochtend voor dag en dauw op de fiets. Ik wilde helemaal niet fietsen maar omdat de auto stuk is wordt ik gedwongen mijn keuze aan te passen. Kost me wat moeite, niet omdat ik vast zit in wat ik wil maar omdat ik wat ik plan graag uit wil voeren. Naja, andere plek dan maar. Prachtige vaart. Hoewel, vaart, bijna te veel eer voor dit smalle water. Bijzondere van deze plek is dat er bijna geen andere vis zwemt. Een bijna visloze vaart waar afgelopen jaren een klein aantal karpers werd ingezet. Vissen met groeipotentie en eten voldoende. Drie uur na voeren ben ik terug. Langs het dijkje volg ik in de tegenovergestelde richting van voeren mijn stekken. Tweede stekje. Niks bijzonders. Geen aanknopingspunt, gewoon ergens midden op het water wat voer gedropt. Bakkie koffie, lekker leumelen in de wind. Pennetje hupt mee op de hier eeuwige stroming. Een oud pennetje, gebouwd op een stekelvarkenstekel. Vervaagd oranje dat door het wateroppervlak priemt. Zal je altijd zien, net als je een verse bak koffie inschenkt komt er leven op die pen. Even zakt hij iets, dan niks. Stijgt, gaat plat en loopt daarna weg. Bedachtzame aanslag. Voelt goed. Vis trekt traag en zwaar. Overal stofwolken op dat ondiepe vaartje, vis komt niet in beeld. Wind fluit een eindeloos lied in de lijn; hoelang dril ik al? Richting het einde wilde uitvallen, boze vis. Als ik hem net weet ik het al; supergroei. Op de kant zie ik dat hij perfect is gehaakt. Hee, gekke vorm heeft dat haakje? Oh, per ongeluk dat kromme exemplaar dat ik apart had gelegd toch gebruikt.... Een dogma zonder dat ik wilde dat het een dogma was. Snel haakje wisselen en dat oude, kromme exemplaar opbergen op een plek waar ik hem hoe dan ook niet meer vandaan zal vissen. Dat zomaar, ergens, zonder aanleiding, op het midden van het water voeren is dan wel een mooie dogmadoorbrekende aanpak. Was dat een bewuste keuze? Nee hoor, meer een afweging dat tussen twee duidelijkere stekken er nog wel ruimte was voor een plek! Ik wandel verder. Op de meer logische stekken geen enkele beweging. Wel een stofwolk in de kant in de buurt van één van de stekken. Zal nooit weten of het dezelfde vis is maar bij het terugvissen van de stekken is de pen zo snel na inleggen vertrokken dat ik niet eens kan zitten. Totaal andere dril, wild en in het oppervlak. kleiner maar qua schoonheid wel de mooiste van de twee. Wat een weelde, te danken aan een kapotte auto. Kort na dat succes, een perfecte halfmaartse avond. Warm geweest. Tijdens voeren meerdere vissen actief in de kant. Kan me bijna niet houden om meteen terug te gaan. Toch even wachten, eten en dan terug. Geen stootje? Hoewel, twee keer beweging op dezelfde stek maar geen karper? Eerste echt warmere avond, verwachtingspatroon hoog, resultaat tegenvallend. Andere keuze moeten maken? Nee, dat geloof ik niet. Wel een klein dekseltje op een tot nu toe visvangend jaar. Een blank te midden van een oneindige rij aan visbeurten met vis, niet altijd karper maar dat doet er in dit vroege voorjaar voor mij niet toe. Paar dagen later een ijskoude dag. Harde wind en buien. Op zes stekken één aanbeet, zowaar karper. Geen geweldenaar maar wel een vis op een dag dat de meeste mensen thuis blijven. Ik niet. Ik vis, hoe dan ook. Was wel gekkenwerk en wellicht ongezond? Lekker dogmadoorbrekend, vooral als je dan toch vangt (en ga je dan de volgende keer weer?). Foto's mislukken omdat de camera op selfystand staat; past in het (ijskoude) plaatje. Kort erna terug naar de vaart waar ik begin maart met Hans was. Zelfde type weer, naargeestig koud met harde wind, wel uit het zuiden. Wat een verschil. Vanaf de eerste stek continue beweging en aanbeten. Interessant, krap twee weken later en nu lijkt de vis los? En waarom zijn ze gaan zwemmen, warmte of toenemend licht (of beiden)? Ander fenomeen voor dit water is dat richting de paai de grote vis zich hier verzamelt. vandaag vang ik, absoluut prachtige, maar bescheiden vissen qua afmeting. Monitoren maar. Wel opletten dat ik er geen nieuwe dogma's mee creëer. Je wil niet teveel aan logboekgegevens en dat soort dingen je dagen plannen; neus buiten de deur en keuze op wat je ruikt en daardoor voelt werken toch altijd weer het beste. Met de steeds beter wordende temperaturen eind maart slaat mijn hoofd op hol. Zoveel plekken waar ik aan de slag wil, keuzes, keuzes en nog eens keuzes. Steeds probeer ik onder water te komen; waar hangt die vis rond. Allemaal al volledig uitgezwommen of nog in de buurt van de overwinter plekken? Wil heel graag naar een vaart waar ik jaar in, jaar uit te weinig kom maar durf niet te zeggen of de vis daar al ligt. Genoeg andere keuzes te maken, tweede Paasdag pak ik in de middag een polder waar ik niet eerder kwam. Na een moeilijke rit met allerlei onaangekondigde wegwerkzaamheden parkeer ik later dan gehoopt bij het water. Terwijl ik mijn voerbakje pak rijdt er een autootje langs, parkeert iets verderop. Ja hoor, andere visser. Spodhengel meteen eruit en begint enthousiast stekken te maken. Ik wilde hoe dan ook wat verderop vissen, ik vind het prima. Geen grote polder, bredere middenwetering en zijsloten, meeste met een buis verbonden, de bredere direct. Uit de buizen wordt sediment meegevoerd. Sediment dat tegen de windrichting in loopt; er staat wat trek op het water. In dat spoor van sediment voer ik; geur zal meetrekken en vis is daar gevoelig voor. Krap een half uur na voeren zit ik te vissen. Ik ben wat gehaast, heb niet al te lang en wil graag wat vangen. Tijdens het voeren was er al actieve vis te zien dus het moet kunnen. Bewust blijf ik wat langer zitten op de eerste stekken, even de rust krijgen, me niet teveel door de tijd laten lijden. Op één van de stekken in de sedimentwolk heel snel na het inleggen een lijnzwemmer. Daarna niets meer, vis gevlogen? Presence, oftewel aanwezigheid, er zijn; voelt die vis dat. Ik denk van wel. Schuif dus door. Andere stekken is het niets dus terug naar de stek met de lijnzwemmer. Ja hoor, even weggaan heeft gezorgd dat de vis weer actief is, binnen de kortste keren is het pennetje weg en niet veel later een polderproduct op de kant. Het worden gouden uurtjes. Bijna alle stekken wel beweging en met regelmaat aanbeten. Twee schubkarpers, twee spiegelkarpers en een grote brasem komen op de kant. Alle hoekjes in deze polder ademen "stek" uit. Weggeslagen kanten, oude bruggetjes, overhangende bomen, rijtjes palen en ga zomaar door. Hier ga ik zeker terugkomen is wat ik bedenk als ik na vier uurtjes vissen en vangen opruim.
De andere visser is dan al even weg, voor zover ik het heb kunnen zien heeft hij geen actie gehad. Ik kijk even op de plek waar hij viste. Een echte "hoerenstek"; weggesleten gras en op meerdere plekken gaten van steunen. Hier is het water groot en breed, soort vijver. Tegenover de stek liggen twee eilandjes, waarschijnlijk hengeltje links, hengeltje rechts. Net zoals, vermoedelijk, al die andere bezoekers hier doen. Die andere visser wilde ook gewoon wat vangen, had er ook over nagedacht. Maar wat nu als hij zijn eigen gedachten iets had opgerekt, de oogkleppen van hengeltje links, hengeltje rechts wat verruimt had? Hengeltje voor de bossages rechts van de stek, hengeltje in het midden van het water waar twee stroompjes wind elkaar ontmoeten? En ook dan was het misschien niks geweest. Mijn eigen voeren was ook redelijk rechttoe rechtaan, enige verschil is dat ik lekker heb gevangen. Heb ik dan mijn dogma's doorbroken en de andere visser niet? Als je ik het zo scherp stelt dan denk ik dat het genuanceerder ligt. Toch is het altijd goed zo scherp naar je eigen situatie te kijken. Wat is er te doorbreken in je eigen patronen (en wat levert het op!)? ... murmel ik tegen mijzelf als ik terugrij van een aanvoermomentje. Doorweekt is het, het weiland is meer plas dan gras en daarop koersen zeker dertig zwanen rond. Vorige blog sprak ik over nieuw evenwicht, dat woord heeft ondertussen een dubbele lading gekregen. Nieuw evenwicht met de extra tijd die er is en nieuw evenwicht in het vissen tijdens bemaling. Continue worden die polders leeggepompt zonder leger te worden. Een oneindige hoeveelheid aan regen, regen en nog eens regen. Met de nieuwe hengel had ik plannen voor een bepaalde polder. Tegen zekerheid aan grenzende verwachting dat de vis zich rondom een aantal bomenrijen, in een verder kale polder, zal ophouden. Nadeel is dat die rijen aan de overzijde liggen, dus werpen en veel lijn in het water. Geen goede combi met bemaling. De week voordat ik de zwanen in het weiland zie zwemmen met Hans een poging. Voeren op een water waar altijd wel wat te vangen valt en bij een aantal bomenrijen van de andere polder. Tijdens voeren geen bemaling, als we terugkomen wel. Tussendoor vang ik een stapel giebel, Hans giebelt mee maar peutert er ook twee karpers uit, in de polder waar altijd wel wat gebeurt. Zwemmen of niet zwemmen? Dat is waar deze periode over gaat. We hangen tegen het voorjaar aan, dagen worden echt langer en met een beetje temperatuur krijgen die malle karpers dan een zetje en gaan ze zwemmen. Wanneer gaat die vis zwemmen? Dat is dus de vraag. Kijk, als ze niet zwemmen liggen ze, logisch toch? Als ze liggen moet je op de juiste plek voeren, doe je dat niet, dan ben je kansloos. Het opportunistische van meerdere stekken aanmaken in een polder valt wat dat aangaat in de winterperiode wat weg. Als ik terugkom is het miezeren van de ochtend overgegaan in een gestage regenval. Onder aan de dijk is alles zompig, modderig en nat. Ik ploeg van stek naar stek. Geen giebels vandaag. Sterker nog, lijkt op helemaal niets. Alle stekken geven geen leven. De week ervoor naast veel aanbeten ook continue springende karper, nu van dat alles niets. Ik twijfel, doorgaan lijkt gekkenwerk? Als ik dan van de laatste stek teruggesjokt ben naar de eerste, besluit ik toch nog even te gaan zitten. Geen slecht besluit, kort na inleggen een vlotte aanbeet en karper. Toch een tweede rondje en zowaar een tweede vis. Doorweekt maar vooral voldaan taai ik af. Deze polder, met een natuurlijk zeer ruim bestand, is een mooie graadmeter op dat zwemmen/niet zwemmen thema. Hier zul je het verschil snel merken. Logboekje geeft inzicht, ook vorig jaar rond half februari vooral giebel. Nu, op 2/3e van februari karper maar niet zoals het gaat als ze hier echt zwemmen. Weer een week later. Weer eerst naar de polder van de bomenrij. Daar heb ik mijn zinnen echt op gezet. En weer bemaling. Ik had de polder van de giebels en later karper als back-up gezet, baal er wel van. Wil graag met mijn nieuwe hengel vissen maar dan wel op bijpassend water qua stekkeuze en te verwachten formaat vis. In de back-up polder ook bemaling maar omdat ik daar kort onder de kant vis is dat goed te doen. Tijdens het stekken maken een appje van mijn vrouw; brood laten liggen... Wordt het zo'n dag? Nouja, kan het voer even inweken. Thuis gekomen eet ik mijn brood en daarna weer op pad. Als ik terugkom ligt het voer een ruim uur in het water. Al snel beweging op de pen op de eerste stek. Duurt niet lang of hij wordt helemaal plat gelegd en hobbelt rustig met de stroom mee. Ik sla en haak een karper. Zo'n andere manier van aanbijten ten opzichte van de giebels van twee weken terug. Een combinatie van rust en doortastend, dat is karper. Giebel miepelt maar wat rond met dat aas, duurt vaak echt lang voordat ze het echt nemen. Het wordt een gouden middagje. Op alle stekken staat dat pennetje prachtig te huppen, stroming naar links, wind naar rechts. Met regelmaat een onderbreking van het patroon. Zes karpers komen op de kant. De laatste een schitterend exemplaar. Helemaal aan het einde ook nog een giebel. Wat een verschil in twee weken tijd; 6 giebels tegenover 6 karpers. Die zijn duidelijk actief geworden, en dat past in het plaatje van het vroege voorjaar dat we beleven. De polder met de bomenrijen blijft door mijn hoofd spoken. Het weekend na de zes-slag heb ik er mijn zinnen op gezet maar als ik die zondag vroeg eruit stap merk ik dat de combinatie van willen vissen, verder werken aan de inrichting van het aquarium van mijn dochtertje en een verjaardag einde dag aan de andere kant van het land oorlog in mijn hoofd maken. ik zak weg in mijn luie stoel, staar naar buiten. Het is licht aan het worden en alles wijst erop dat het een warme dag wordt. Maar wat niet past, past niet, streep door de visplannen. Geen ramp natuurlijk maar ik hoop wel dat die vissen bij die bomenrijen nog even blijven liggen. Nu ik weet waar ze zijn wil ik er ook van profiteren. Na die lenteachtige zondag valt ook de maandag niet tegen. Als ik na werk richting het water rij om voor te voeren proef ik de lente. Ik voer op deze polder op aantrekkelijke onderbrekingen in de buurt van één van de plekken waar de vis in de winter graag verblijft. Als ze zijn gaan zwemmen perfecte plekken om ze te onderscheppen. Als ik een paar uur later terug ben is de temperatuur behoorlijk gedaald. Gelukkig weinig wind wat zorgt voor een prettige koelte. Heerlijk zo'n avond buiten. Rustig in het, nog steeds, natte gras van stek naar stek sluipen en naar het lichtpennetje turen. Lichtpennetje geeft weinig aan beweging door. Pas op de vierde stek een eerste teken van vis. Mooi stekje, rechts een overstortje waar water uit hoger gelegen sloten de hoofdvaart instroomt. Kleine inham en dan de brede vaart. Ik vis op de plek waar inham en vaart elkaar ontmoeten, op de lichte stroming van het water dat over de overstort vloeit. Er licht veel prut op de bodem hier. Na een serie bewegingen haal ik steeds even op, regelmatig zit de haak vol troep. Wat ligt daar de boel om te ploegen? Beweging valt weg, net voordat ik wil doorstappen zakt het pennetje iets. Komt terug, wordt wat weggedrukt naar de vaart en dan op sleeptouw genomen. Na de aanslag wat gepruttel en dan toch iets wat op een dril lijkt. Uitzetschubje doet zijn best maar komt al snel op de kant. Later die avond een tweede schubje en daarmee een prima visavond. Ook hier is de vis in beweging gekomen, zullen ze in de polder waar ik zo graag wil nog wel bij de bomenrijen liggen? Einde van de week. De vrije vrijdag. Zou het dan gaan lukken? Stralend blauw maar wel een koude ooster. Als ik voor het eerste licht met de hond wandel her en der wit uitgeslagen grasvelden. Niet te vroeg starten maar, boel zal op gang moeten komen. Om 11uur ben ik waar ik al twee maanden wil zijn; de polder met de bomenrijen. Ik zie het direct, bemaling zit er vol op. Ik schud mijn hoofd, wat te doen? Ik loop even heen en weer langs het water, dubbend en denkend. Ik waag het erop. Drie bomenrijen krijgen wat voer. Wel lastig, de maïs moet zeker de afstand die het water diep is van de stek worden gevoerd om op de stek terecht te komen, de kikkererwten niet meer dan een centimeter of twintig (en dus te verwaarlozen) en de 8 millimeter pellets ertussenin. Die vis zoekt het maar uit onder water.
Teruggekomen bij de eerste stek heb ik gezelschap gekregen. Ook dat nog. Ik besluit direct volledig terug te lopen, naar de laatste bomenrij. Daar komt niemand, zeker twee kilometer lopen vanaf hier, groot deel onverhard. Richting half één zit ik als een god in mijn stoeltje. Zonnetje op mijn bol, wind wordt gebroken door de bomenrij en pennetje blijft ondansk de stroming staan. Ik zeg pennetje maar, zeker voor mij, is dit eerder een pen. Hooggeplaatst drijflichaam en drie loodhagels van 0,6gram zorgen dat de boel goed blijft staan. Als het stroomt, altijd kiezen voor een hooggeplaatst drijflichaam. Een laaggeplaatst zal namelijk van het stuitje afgedrukt worden. Al binnen tien minuten krijgt de pen een paar tikken. Het opvolgende uur meerdere lijnzwemmers en opstekers. Er gebeurt van alles onder water. Als ik een keer ophaal om te checken of er geen vuil op de haak zit doe ik dat blijkbaar precies op het moment dat de vis het aas neemt. Bonkige weerstand die direct wegdreunt onder de takken en daar het nodig vind uit het water te springen. De nieuwe twee ponder (Century Armalite) komt direct van pas. Twee soepele halen en de vis is onder de takken vandaan. Vecht wild in het oppervlak. Daarna hangt hij wat tegen de stroming in maar ook daar trek ik hem met de nieuwe stok moeiteloos uit. Niet veel later kan ik hem bewonderen. Kijk, daarom wilde ik hierheen voordat de vis echt gaat zwemmen. Wat een prachtexemplaar. Nieuwe stok voelt ook super, gaat rond maar wat een kracht zit erin; ga ik veel plezier van hebben. Of er moet echt nog een koudeval komen maar vooralsnog lijkt dit mijn laatste "ik weet waar ze liggen" vis van deze 'winter' te worden. Als dit zachte weer aanhoudt heb ik een overdaad aan plannen voor bekende en nieuwe plekken en volgende winter reserveer ik alvast een plekje langs deze bomenrij. Twee jaar gelden slonk mijn tijd. Keuze om een opleiding te volgen zou directe gevolgen hebben voor het vissen; ergens moest ik op korten. Terugkijkend is het me meegevallen, altijd is er wel ergens een gaatje te vinden. In de periodes dat ik naar deadlines werkte merkte ik wel dat ik me er minder toe kon zetten, ik niet kon vissen vanuit de rust die ik noodzakelijk vind. Tranquillity is een Engelse term die ik beter vind passen bij de gemoedstoestand die ik bedoel. Nu is het volbracht, ja een groot woord, want zo voelt het. Twee jaar studeren, schrijven, onderzoeken, netwerken en (vooral) plezier hebben zijn achter de rug. Papiertje heb ik nog niet officieel, dat komt ergens in april. Met een wegvallende opleidingsdag is vanaf begin dit jaar mijn ritme gewijzigd. terug naar vier werkdagen, vrijdag een vrije dag. Dat dat luxe is besef ik me goed. In het afgelopen half jaar droomde ik vaak al even weg naar deze nieuwe indeling, zag ik me al zitten op die vrije vrijdagen. Poldertje kiezen, wellicht voorvoeren en eerst thuis wat rommelen, dan op pad. Op pad zonder tijdsdruk of gevoel dat je eigenlijk wat anders te doen hebt. Zo start ik het nieuwe jaar. Zonder enige druk een dag pakken en niet loslaten. Voorvoeren op verschillende polderstekken en dan wachten maar. Na lang te hebben gewacht zit ik op de laatste stek. Eindje werpen naar het duikertje dat aan de overkant van het water ligt. Hengel hoog om de lijn niet teveel door de bemaling op te laten pakken. Met wat prielwerk lukt het om het pennetje in zicht te houden. Af en toe opnieuw inwerpen omdat er wat vuil in de lijn is gekomen en het rood uit zicht raakt. Het duurt lang en er gebeurt niks. Ik voel een eerste blank tijdens de eerste sessie aankomen. Weggaan en nog terug naar andere aangevoerde stekken? Ik zit wel lekker hier en ergens kan ik me niet voorstellen dat er niets ligt. De intuïtie klopt maar weer eens, uit het niets begint de pen te leven. Komt omhoog, gaat plat en dobbert dan rustig van de stek weg. Na aanslag alleen gewicht wat traag mijn kant uitkomt, geen gevecht, geen trekken of rukken, alleen een log zwaar gewicht dat langzaam dichterbij komt. Dacht ik te starten met een blank, start ik met een ouderwetse polderbuffel; weelde. Tranquility en intuïtie, ze koppelen voor mij goed, draaien als een dubbel helix in elkaar, onlosmakelijk aan elkaar verbonden. Als alles dan samenkomt, stekkeuze, geduld, aanbeet en vis dan kan ik daar wel weer even een tijdje op teren. Is ook noodzakelijk omdat kort in het nieuwe jaar het ineens echt winter is, best ook wel een periode achter elkaar. Daarnaast past het nieuwe ritme me nog niet helemaal. Lees; agenda is op de nieuwe vrije dag nog gevuld met werkafspraken en op andere momenten komt het er simpelweg niet van. Ook nog dat vreemde verschijnsel wat ik wel vaker beleef zo aan de start van het jaar; moet er een beetje ingroeien. Zoveel polders, zoveel plannen. Kan ze nooit allemaal tot uitvoering brengen, moet keuzes maken. Keuzes die ik eigenlijk niet wil maken, tenminste niet op het niveau dat ik mijn visserij vernauw tot vaste plekken op vaste momenten. De keuze voor een plek moet als het even kan op intuïtie. Ik wilde eerst "moet me komen aanwaaien" typen maar dat dekt de lading niet. Ik denk er wel over na maar ook niet teveel. Moet weten hoe het buiten voelt, dat mixen met wat ik al weet en wat ik te weten wil komen en dan pluk ik een polder uit die oneindige rij van wat wij stekken noemen. Gouda is vanaf het moment dat Hans me er voor de eerste keer op sleeptouw nam verbonden aan mijn wintervisserij. Het gaat me er meestal goed af. Op dat overzichtelijke singelsysteem ben ik, samen met Hans, langzaam stekken aan het decimeren. Steeds duidelijker is het beeld waar die vis zich in de winter ophoudt, welke plekken de voorkeur hebben. Na in de eerste jaren vooral de bruggen en woonboten als potentiële plekken te hebben aangemerkt zijn nu de overhangende bomen en struiken aan de beurt. Voor mij is die takkenvisserij nieuw. Heb me toch wat doodgestaard op de "hardere" winterschuilplaatsen en heb daarmee, vermoedelijk, goud laten liggen. Laten liggen tot nu toe want nu ik anders naar de takken en struiken ben gaan kijken gaat er een wereld open. Na die koude periode is het zo'n takkenstek die me een uitzettertje oplevert. Los ook nog iets zwaars onder een brug, waarschijnlijk op een lijnzwemmer geslagen. Voor die takkenstekken maar ook andere plekken waar het gebruik van mijn vertrouwde CJW van 1,5lb soms als "te licht" begint aan te voelen, heb ik mijn penhengelarsenaal uitgebreid. Mijn keuze is gevallen op een Century Armalite 2lb, 3.95m. Altijd een feestje om nieuw speelgoed te ontvangen. Is al een aantal keer mee geweest maar helaas nog geen aanbeet en dus nog geen echt gevoel. Tot nu toe neem ik mijn oude Classic Baitrunner van Shimano mee maar denk dat ik uiteindelijk de Penn Sargus 4000 eronder ga hangen, moet alleen dan nog even een nieuwe lijn voor erop kopen. Met zo'n nieuwe hengel direct allerlei ideeën voor stekken die ik tot nu toe bewust uit de weg ging. Wellicht kan het nu wel? Tijd zal het leren. Hieronder één van de takkenstekken die ik er de aandacht mee wil gaan geven. Op de foto is duidelijk te zien dat we alweer wat verder in het jaar zitten, licht neemt toe en daarmee ook de activiteit van de karper. Dat actiever worden merk ik als ik voor werk van de ene naar een andere locatie fiets. Kom langs een lange sloot die ik al eerder in verband bracht met karper. Het is net februari en tijdens mijn fietstocht zie ik vis azen alsof het april is. Wuivende staarten, wellingen, rollende exemplaren. Allemaal klein, kan niet anders in dit ondiepe poldertje en de vermoedelijk enorme bezetting.
Een paar dagen later ben ik terug, heb het meest tegenovergestelde van die nieuwe hengel mee. De Drennan Alcolyte Ultra. Dunnen lijn, minipennetje en haakje dat in één maïskorrel verdwijnt. Ik beleef een lekker middagje poldervissen. Aanbeten bij de vleet en een hele rij aan kleine krachtpatsertjes. Heerlijk om plekken te hebben die karpervissen tot eenvoud terugbrengen. Bonkende spierbundeltjes op die boterzachte hengel. Kop is er voor dit jaar alweer meer dan behoorlijk af. Terwijl ik dit typ in een week tijd alweer voldoende karperavonturen beleefd om er meteen een tweede blog van 2024 uit te gooien; doe ik lekker niet, dat komt wel weer. Voorlopig eerst lekker doorvissen gedreven door een vroeg in het jaar penvisflow. Schrijvend in mijn logboekje zie ik dat het bijna vol is. Vanaf 2019 staat alles erin wat ik belangrijk vind. Tijd om een nieuwe te kopen en nieuwe jaren toe te voegen. Op het moment dat ik erachter kom is dit jaar alweer bijna om. Oeh, wat is dat weer snel gegaan. Seizoenen die in elkaar overgingen met de daarbij horende polders en aanpak. Ik las ook even terug in mijn oude blogs van decembermaanden. Eind 2021 gaf ik aan in 12 systemen te hebben gevist. Logboekje laat zien dat het er dit jaar 29 systemen door mijn vingers zijn gegleden. Met een systeem bedoel ik een afzonderlijk bemalingsgebied. Op 22 van deze 29 systemen ving ik karper. Pff, wat een reikwijdte, wat een weelde. Waar het eigenlijk de bedoeling was me wat meer op dezelfde systemen te gaan concentreren is dit jaar eigenlijk het tegenovergestelde gebeurt, meer plekken dan ooit waar ik lekker mijn ding heb gedaan. Eind november ineens een dip. Droogte in karpers en droogte in tijd. En ondanks alle kennis, ondanks alle ervaring gaat het dan toch een beetje knagen. Het zit ook even ouderwets tegen. De ene keer gooit bemaling roet in het eten, de andere keer stortbuien en zelfs een keer ijsvorming. Die laatste was ik echt ziek van. Voorgevoerd op een plek waar altijd wel wat kan, vol hoop terug in het donker, ingooien en vastliggen op het ijs? Heb mijn meegenomen koffie er maar even lekker opgedronken, toch even buiten. Eén van die 29 systemen wil ik deze winter ondersteboven keren. Al te lang geen grip op waar de vis in de winter ligt maar met voortschrijdend inzicht van de jaren, wegstrepen van plekken die het in ieder geval niet zijn, blijven er een aantal aantrekkelijke plekken over. Vroege ochtend op pad, Is nog donker als ik aankom, ik heb geen licht nodig om te zien dat de bemaling erop staat. Dat is meteen een kruis erdoor, stekken die ik wil bevissen liggen allemaal aan de overkant. Uitstaande lijn en stroming gaan niet samen. Ik schakel, met moeite. Andere polder aanvoeren dan maar. Als ik een paar uur later terug rij toch nog even op het beoogde systeem kijken. Nog steeds bemaling. Dan maar de aangevoerde stek; niks. Wat nu? Toch nog een keer bij dat systeem langs, nee hoor nog steeds bemaling. Als laatste redmiddel een poldertje wat er tussenin ligt. Ook een plek waar ik niet eerder wintervis ving. Met de wind kan ik mooi een duikertje ingooien. Zonnetje komt door, pennetje hupt op de golfslag en ik wacht rustig. Geen voorteken, gewoon een aanbeet uit het niets. Ja zeg, karper! Lange dril, sterke vis die van geen opgeven weet. Ik had er naar uitgekeken, wintervissen vangen. Hoewel, wintervissen, kun je daarvan spreken met huidige temperaturen? Ik vind van wel, watertemperatuur is gewoon onder de waarde waarop de vis echt actief is en het weinige licht per dag doet ook een bijdrage aan passiviteit. Waar ze dan vinden? Waar liggen die karpers in de koudere maanden? Door de tijd heen heb ik een paar overtuigingen gekregen die me te vaak vis hebben opgeleverd om van "toeval" te spreken. Ieder systeem wordt bemalen, ok, een enkeling niet, die stort over in een ander systeem dat wel bemalen wordt. Hoe dichter bij het gemaal hoe groter de kans dat een onderbreking een winterstek is. Een duiker, een versmalling, een brug; wat dan ook. Zet er maar een vinkje achter, meestal is dat gewoon raak. Diepere plekken in de ondiepe polders, zeker met enige beschutting van bomen of struiken voor de koudere windrichtingen, ook eigenlijk altijd wel topplekken. En tsja, laten die twee nu vaak samengaan; achter een versmalling kort zal altijd een uitgesleten kuil liggen. Peilen maar, wat is het diepste punt, hoe verloopt het talud, waar kun je met bemaling nog vissen (oftewel, waar ligt de keerstroom?). Watersysteempje in de buurt. Kom er aan het einde van een voerbeurtje langs. Had die dag eigenlijk totaal andere gedachten maar de harde wind maakte dat ik het voer simpelweg niet op de plekken kreeg waar ik zou willen. Nu dus een fietstocht langs water van lang terug. Industriegebiedwater op randje polder. Struinde er twintig jaar geleden en toen zwom er mooie vis. Al meerdere jaren gedachte om de lage brug kort voor het gemaal te bevissen. Kwam er niet van, nu wel. Ik voer bij de kant waar die onafgebroken harde wind al dagen golven naar binnen blaast in dat diepe gat onder de brug. Daarna terug langs dat watersysteempje, bemaling erop, zal is niet. Bij een eilandje met struiken een u-bocht, met versmalling, kort erachter een t- splitsing. Na een wat hardere stroom valt hij na de u-bocht weg. Alles omzoomd door hoge bomen. Einde dag op de fiets afpennen. Bij de diepe brug een misser en daarna niks meer. Na de u-bocht krijgt pennetje nauwelijks de kans te gaan staan. Ja hoor, ze liggen er! En zo kom ik eind december in een stroomversnelling. Keuzes kloppen en vangen is ineens weer een vanzelfsprekendheid. Even terug naar die winterplekken. Er zijn uitzonderingen, uitzonderingen die ik zelf soms niet begrijp? Een vis heeft vinnen, dat weten we. Tegen de stroom in is vervelend, vinnen worden een kant uitgewerkt die de vis niet prettig vind, ligt liever dus met zijn snuit tegen de stroom in, borst en buikvinnen worden niet tegen zijn wil in weggeduwd. Lang, smal kanaaltje. kort voor de overstort een diepe duiker, kan toch niet anders dan dat ze in dit kale stuk daar liggen? Voor de zekerheid wel wat extra stekken gewoon op het midden van de sloot. Nooit helemaal gewoon, op plekken waar ik eerder vis ving. Paar uur later terug, niets bij de aangevinkte winterstek. Op de stek verst van die duiker zet ik na anderhalf uur onafgebroken natgedruppeld te zijn de pen neer. Wind in de rug dus regen is te doen. Toch ben ik er eigenlijk wel klaar mee. Nattige kou die langzaam je lijf intrekt. Geef me dan maar een echte koude dag met zon; veel lekkerder. Weer huppelt dat pennetje uit het niets weg. Lange trage dril en dan poseren met zoveelste pareltje van het jaar; ongeëvenaard mooi toch? Na bovenstaande vis duiken we de kerstdagen in. Op eerste kerstdag in alle vroegte voeren bij het u-bochtje. Weer bemaling, ook nog als ik een paar uurtjes later terugkom. Moet pennetje wisselen. Daarna zoeken naar evenwicht tussen overdiepte en lijn uit het water (maar die wind!) zodat de stroming de boel niet meesjort. is altijd even puzzelen maar het kan, ook met een nog steeds vrij lichte pen (0,8gr). Wel een pen met bijna geen drijflichaam, in de stroming zorgt een drijflichaam, zeker als het een laaggeplaatst drijflichaam is, dat de pen van het stoppertje wordt weggedrukt en dat wil ik niet! Na wat bijstellen staat het naar tevredenheid. Al snel eerste signalen van azende vis. Na minuut of tien een eeuwig durende opsteker, slaan maar, aas is genomen en de vis zwemt de met de stroom mee, overdiepte wordt opgeheven. Zwiep en weer eens raak. Vis nog een paar potentiële stekken af maar heb met alle voorbereidingen voor het kerstmaal niet veel tijd, niet erg, buit al binnen! Kijkend naar afgelopen periode toch wel de mooiste aanbeet. Dat spelen met ruimte, lood, lijn ten opzichte van wind en bemaling en dan die aanbeet die maar duurt en duurt. Zeldzaam beeld van afgelopen periode; poseren in het zonnetje! Dat systeem van vroeger wil ik nog wat mee. Ben benieuwd wat er van het bestand over is? Na de kerstdagen einde middag maar weer tegen die wind inploegen; lekker hoor. Ik voer de brug aan beide kanten aan en ben in de vroege avond terug. Binnen een uurtje pak ik weer in. Op beide kanten is binnen kortste keren de pen weg. Overduidelijk nieuwe vissen, uitzet vis. Nou, dat is een mooie binnenkomer. Ligt op tien minuten fietsen dus zal er komend jaar wel wat tijd gaan doorbrengen! En zo rommel ik naar het einde van het jaar. Op één van de laatste dagen een samenzijn met Hans en Michael. Hele dag met elkaar op sjouw. We vangen niks! Hebben wel een lekkere leuterdag met elkaar.
Nu, typend op de laatste dag van het jaar, voel ik rijkdom, rijkdom in met wie ik vis, waar ik dat kan doen en wat er zoal boven water verschijnt. In januari snel maar een nieuw logboekje scoren, nog zoveel plannen en ideeën! Voor alle meelezers; fijn dat jullie weer meelazen, voor jullie het allerbeste in 2024, tot ziens! |
Ik ben......Andries Hoekstra. Trotse vader van twee kinderen en getrouwd met een fan-tastische vrouw. Vanaf mijn 16e vis ik gericht op karper, ondertussen alweer 26 jaar. Vissen gebeurt tussen het familieleven door en daarom vaak 's ochtends vroeg, 's avonds laat of 's nachts. Andere blog's:Categorieën
All
Archieven
May 2024
Contact: [email protected]
|